NILS Talks: Wat te doen met roofkunst? Een juridische verkenning.

In oktober 2021 heeft de Universiteit van Cambridge, na 124 jaar, een beeldje van een bronzen haan teruggegeven aan een delegatie uit Nigeria.[1] Het beeldje maakt deel uit van de collectie genaamd de Benin Bronzen; een collectie van ongeveer drieduizend stukken – bestaande uit onder meer maskers en portrethoofden van voormalige heersers in het Koninkrijk van Benin – die het koninklijke paleis decoreerden.[2]  Ook verscheidene musea in Nederland beschikken over deze door de Engelsen tijdens een plundering in het jaar 1887 buitgemaakte stukken. Hoewel onrechtmatig verkregen, zijn deze stukken en vele andere geroofde en illegaal verkregen stukken nog steeds te bewonderen voor kunstliefhebbers in het westen. Is dit wel legaal? Is er een juridisch systeem dat poogt het culturele erfgoed van (voormalige) staten en gemeenschappen te beschermen?

 

In oktober 2020 is aan de voormalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) een adviesrapport overhandigd door de Adviescommissie Nationaal Beleidskader Koloniale Collecties (hierna: de adviescommissie), ingesteld door de Raad van Cultuur.[3] Dit rapport is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de voormalige minister aan de adviescommissie om allereerst een toekomstperspectief te schetsen over de omgang met het koloniaal erfgoed in brede zin en met betrekking tot internationale samenwerking en teruggave in het bijzonder. In de tweede plaats verzocht de minister de adviescommissie te adviseren over een procedure voor de omgang met individuele claims op objecten uit collecties met een koloniaal verleden. Daarbij diende de adviescommissie onder meer de (inter)nationale juridische kaders te betrekken.

 

Het juridische kader

De bescherming en teruggave van koloniale cultuurgoederen of roofkunst is een internationale aangelegenheid. Om die reden zijn er ook verscheidene verdragen in het leven geroepen waar vele landen bij zijn aangesloten. Een sleutelmoment in dit verband is het Tweede Verdrag van Parijs, gesloten in 1815, welke voorzag in de restitutie van geroofde kunstobjecten na de nederlaag van Napoleon.[4] In de twintigste eeuw zijn daar een aantal verdragen bij gekomen.[5] Eén van die verdragen is het UNESCO Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict, ook wel het UNESCO-Verdrag 1954. Dit verdrag vertegenwoordigt het eerste multilaterale verdrag dat ziet op de bescherming van cultuurgoederen tijdens een gewapend conflict en bezet gebied.



“Dit verdrag vertegenwoordigt het eerste multilaterale verdrag dat ziet op de bescherming van cultuurgoederen tijdens een gewapend conflict en bezet gebied.”

 

Een tweede verdrag dat van belang is in het kader van koloniale cultuurgoederen of roofkunst is de Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen, ook wel het UNESCO-verdrag 1970. Dat cultureel erfgoed zowel van belang is voor de eigen cultuurgoederen als aanspraak maakt op respect en erkenning door andere staten, is een algemeen erkend fundamenteel beginsel. Wat echter een probleem vormt is dat vele landen de verkrijger te goeder trouw beschermen. Nederland is één van die landen. Het verdrag beoogt landen te stimuleren een effectieve regeling in het leven te roepen welke het mogelijk maakt cultuurgoederen die het land van herkomst illegaal hebben verlaten terug te vorderen door de autoriteiten van de staat van herkomst, dan wel door de oorspronkelijke rechthebbende.

 

Een derde verdrag dat ook past binnen het kader van teruggave van culturele erfgoederen tussen staten is het Verdrag inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen, ook wel het UNIDROIT-verdrag 1995. Dit verdrag voorziet in een minimaal aantal bepalingen voor de teruggave en restitutie van culturele erfgoederen tussen de bij het verdrag aangesloten staten. Doel van het verdrag is het verbeteren van het behoud en bescherming van cultureel erfgoed. Het verdrag is van toepassing op culturele erfgoederen die gestolen of illegaal geëxporteerd zijn.

 

Nog een belangrijk document dat zeer relevant is, is de in 2007 door de Verenigde Naties opgestelde Verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren. Deze verklaring poogt een raamwerk vast te leggen waarmee de overleving, waardigheid, het welzijn en de rechten van inheemse volkeren verzekerd worden. Met betrekking tot culturele erfgoederen verplicht de verklaring de bij de verklaring aangesloten staten te voorzien in effectieve mechanismen waaronder restitutie van cultureel, intellectueel, religieus en spiritueel eigendom dat is weggenomen zonder toestemming van het inheemse volk in kwestie of in strijd met haar wetten, tradities en gewoonten.[6]

Tot slot zijn er nog de Washington Conference Principles on Nazi Looted Art of 1998, kortweg de Washington Principles. Deze leidraad regelt de omgang met de door de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog geroofde kunst. De elf principes zijn niet bindend. Daarentegen zijn het wel internationaal geaccepteerde gezaghebbende regels.

 

Soft law vs hard law

 

De eerder besproken verdragen gaan uit van een aantal principes. Ze gaan er onder meer van uit dat culturele objecten een speciale bescherming horen te krijgen, dat de illegale handel in deze objecten bestreden moet worden en dat illegaal verkregen erfgoed gerestitueerd dient te worden. De verdragen bieden echter geen specifiek toepasbaar juridisch kader voor de omgang met de restitutie van culturele erfgoederen. Er bestaan dus geen strikt juridische gronden voor een teruggave-claim of de honorering daarvan. De Unesco-verdragen uit 1954 en 1970 kennen bijvoorbeeld geen terugwerkende kracht en zijn dus niet van toepassing op objecten die voor de implementatie van deze verdragen uit de koloniën zijn geroofd. Daarbovenop zijn noch Indonesië noch Suriname partij bij deze verdragen.



“De verdragen bieden echter geen specifiek toepasbaar juridisch kader voor de omgang met de restitutie van culturele erfgoederen.”


Conclusie

Hoewel de verdragen dus geen specifieke gronden leveren voor een teruggaafverzoek omdat zij niet toepasbaar zijn op onrechtmatig uit koloniale gebieden verkregen objecten, leveren zij wel een ethisch kader voor de omgang met dergelijke objecten. Zij zijn instrumenten van ‘soft law’ en volgen allen eenzelfde soort patroon: musea wordt aangemoedigd herkomstonderzoek te doen, in goed vertrouwen dient er dialoog plaats te vinden met herkomstlanden en -gemeenschappen en er dienen redelijke en billijke oplossingen te komen ingeval er een claimverzoek op tafel ligt.[7]

 

Auteur: Yassir Rotbi

 

[1] L. Morssinkhof, ‘Eerste beeldje van geroofde Benin Bronzes na 124 jaar teruggeven’, (nos.nl, oktober 2021)

[2] Het Koninkrijk Benin dient onderscheiden te worden van het huidige Benin. Het oude Koninkrijk Benin lag ongeveer in de huidige staat Edo in Nigeria.

[3] H. Keultjes, ‘Duizenden kunststukken verdwijnen mogelijk uit Nederlandse musea: ‘Roofkunst moet terug’’, (ad.nl, oktober 2020)

[4] E. Campfens, ‘Artefact or heritage? Colonial collections in Western museums from the perspective of international (human rights) law’, (voelkerrechtsblog.org, september 2018)

[5] Adviescommissie Nationaal Beleidskader Koloniale Collecties, ‘Koloniale Collecties en Erkenning van Onrecht’, (raadvoorcultuur.nl, oktober 2020), p. 62 – 68.

[6] Artikel 11 lid 2 VN Verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren.

[7] E. Campfens, ‘Artefact or heritage? Colonial collections in Western museums from the perspective of international (human rights) law’, (voelkerrechtsblog.org, september 2018)

Foto

 

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *