NILS Talks: Overschrijding van de beslistermijn in tijden van corona

Afbeelding: Beatriz Perez Moya via @beautriz_perez 

De uitbraak van het coronavirus heeft grote impact op het dagelijks leven. Niet alleen bedrijven en werknemers, maar ook bestuursorganen en hun bestuurlijke besluitvormingsproces worden geconfronteerd met de ingrijpende consequenties van de pandemie. Dit doet veel bestuursrechtelijke vragen rijzen, bijvoorbeeld over de inachtneming van wettelijke beslistermijnen bij het indienen van aanvragen of bezwaren. Kunnen bestuursorganen de beslistermijn opschorten als de besluitvormingsprocedures door coronamaatregelen in het gedrang komen? Dit artikel beoogt inzicht over dit vraagstuk te verschaffen aan de hand van het algemeen wettelijk kader van beslistermijnen. 

Beslistermijnen in de wet  

In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een bestuursorgaan binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij ontbreken daarvan, binnen redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag moet beslissen.[1] In de meeste gevallen bedraagt de beslistermijn 6 tot 8 weken. Het overschrijden van de beslistermijn kan leiden tot het ontstaan van een vergunning van rechtswege.[2] In dat geval wordt de vergunning na verloop van de beslistermijn automatisch verleend. Daarnaast kan het bestuursorgaan wegens het niet tijdig beslissen op aanvragen of bezwaren in gebreke worden gesteld met het risico dat het bestuursorgaan dwangsommen verbeurt. [3]

Opschorting en verlenging van de beslistermijn

Met name in het huidige coronatijdperk is het denkbaar dat de beslistermijn wordt overschreden. Vanuit bestuursorganen bezien zijn de hiervoor genoemde gevolgen van het overschrijden van de beslistermijn niet gewenst. De wet biedt daarom uitkomst voor gevallen waarin de overheid niet tijdig kan beslissen: beslistermijnen kunnen worden verlengd, dan wel opgeschort. In geval van verlenging is vereist dat het bestuursorgaan de aanvrager voor het verstrijken van de beslistermijn informeert en een zo kort mogelijke termijn noemt waarbinnen alsnog wordt beslist.[4] Naast het verlengen van de beslistermijn is opschorting ook een mogelijkheid om de beslistermijn op te rekken. Een van de wettelijke gronden hiervoor is overmacht.[5]

Overmacht in de coronacrisis

Een beroep op overmacht bij de opschorting van de beslistermijn doet zich zelden voor. Blijkens de memorie van toelichting kan hier enkel sprake van zijn indien zich ‘’een onmogelijkheid om te beslissen, die veroorzaakt wordt door abnormale en onvoorziene omstandigheden buiten toedoen van het bestuursorgaan zelf of buiten zijn risicosfeer’’ voordoet.[6] Ziekteverzuim en administratieve of organisatorische problemen binnen de invloedssfeer van het bestuursorgaan vallen daarbuiten, ook als zij van structurele aard zijn.[7]

De vraag of de coronamaatregelen aanleiding kunnen zijn voor overmacht is tot op heden niet beantwoord door de rechtspraak. Mijns ziens is de stelling dat de gevolgen in het kader van de coronacrisis aan te merken zijn als ‘’abnormale en onvoorziene omstandigheden die buiten toedoen van het bestuursorgaan of zijn risicosfeer’’ verdedigbaar. De coronamaatregelen zijn immers genomen door de voorzitter van de veiligheidsregio en liggen derhalve buiten de risicosfeer van de bestuursorganen. Het is echter van belang dat bestuursorganen dit voldoende motiveren. 

Geconcludeerd kan worden dat bestuursorganen ook tijdens de coronacrisis de wettelijke beslistermijn in acht moeten nemen. Overschrijding van de wettelijke beslistermijn kan immers nadelige gevolgen met zich meebrengen voor het betreffende bestuursorgaan. De wet biedt echter de mogelijkheid om de beslistermijn uit te rekken middels opschorting en verlenging. Eén van de wettelijke opschortingsgronden is overmacht. Het is daarbij zeer goed mogelijk dat de coronamaatregelen een geslaagd beroep op overmacht in de hand spelen. Uiteraard is het uiteindelijk aan de rechter om te oordelen of er in een concreet geval een geslaagd beroep kan worden gedaan op overmacht door corona. 


[1] Art. 4:13 Awb.

[2] Art.4:20a, lex silenco positivo.

[3] Art. 4:17 Awb.

[4] Art. 4:14 Awb.

[5] Art. 4:15 lid 2 onder c Awb.

[6] Kamerstukken II 2004/05, 29 934, nr. 3, p. 9, Kamerstukken II 2005/06, 30435, 3, p. 15; Kamerstukken I 2006/07, 29934, D, p. 10.

[7] CBb (vz.) 28 april 1995, JB 1995/136.

Geschreven door Imane el Jaouhari

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *