Begin deze maand haalde Nederland wereldnieuws, de rechtbank van Den Haag deed namelijk een opmerkelijke uitspraak in de klimaatzaak van actiegroep Urgenda. Het vonnis was duidelijk: de Nederlandse staat handelt in strijd met de fundamentele rechten van haar burgers, door niet genoeg maatregelen te nemen tegen de ernstige gevolgen van klimaatverandering. Hoewel de uitspraak onder klimaatexperts, bezorgde burgers en activisten met open armen werd ontvangen, zijn er ook juristen die vraagtekens zetten bij deze uitspraak.
Urgenda, een samentrekking van urgent en agenda, is een organisatie die als doel heeft Nederland zo snel mogelijk duurzaam wil maken aan de hand van o.a. innovatie. In november 2013 diende het, samen met circa 900 mede-eisers, een dagvaarding in tegen de Nederlandse staat. De belangrijkste eis was dat de Rechtbank ‘de Staat zal bevelen om de Nederlandse CO2-emissies zodanig te reduceren dat het niveau in 2020 met 40% zal zijn verminderd ten opzichte van het niveau in 1990.’ In 2015 werd de zaak gewonnen door Urgenda en mede-eisers, maar de Staat vocht het rechterlijke besluit aan. Dat leidde tot de uitspraak begin deze maand, waarin het oorspronkelijke vonnis werd bevestigd.
Juridische basis van het besluit: onvervuild klimaat als mensenrecht?
De belangrijkste basis bestaat uit het ‘recht op leven’ en het ‘respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie’ zoals opgenomen in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (artikel 2 en 8). Volgens de Rechtbank vereist effectieve bescherming van deze rechten dat aantasting zoveel mogelijk moet worden voorkomen door maatregelen te nemen wanneer er een dreigend gevaar is. Daarom overwoog de Rechtbank of er sprake was van dreigend gevaar was (hier werd bijvoorbeeld naar wetenschappelijke rapporten gekeken) en naar de maatregelen die de staat tot nu toe heeft genomen. Hier concludeerde de Rechtbank dat er te weinig is gedaan om een gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen en gaf de Rechtbank Urgenda en mede-eisers gelijk dat de overheid inderdaad onrechtmatig handelt omdat de plichten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens niet worden nageleefd.
Op het eerste gezicht lijken de twee eerder genoemde fundamentele rechten wellicht niet direct gerelateerd aan het klimaat. Toch is dit de meest logische keuze, aangezien er nog geen recht op een schoon klimaat is opgenomen binnen internationaal recht. Op VN-niveau en binnen de academische wereld wordt er echter wel gepleit voor de erkenning van zo’n recht, maar het zal nog een tijd duren voordat dit ook een bindend effect kan hebben op overheden wereldwijd. Dit moet namelijk erkend worden door landen zelf, bijvoorbeeld in een internationaal verdrag, of blijken uit zogenaamd ‘gewoonterecht.’ Gewoonterecht wordt gevormd door de manier waarop landen zich gedragen: de meerderheid van landen zou dan klimaatregelingen moeten hebben getroffen met de overtuiging dat zij hiertoe een juridische plicht aan hun burgers hebben. Op dit moment is de Nederlandse uitspraak nog een uitzondering, dus de kans dat een recht op een onvervuild klimaat wordt erkend als mensenrecht, lijkt voorlopig nihil.
Een activistische rechterlijke macht?
Als je om duurzaamheid en het klimaat geeft, is deze uitspraak een welkome ontwikkeling. Ik ben zelf ook van mening dat het belangrijk is dat de staat aangemoedigd wordt, of zelfs wordt geforceerd wanneer nodig, om sterkere maatregelen te nemen voor een schoner én gezonder klimaat. Het gaat hier immers om schade die onomkeerbaar is. Maar vanaf een juridisch perspectief zit er ook een keerzijde aan deze uitspraak. Ten eerste wordt er veel kritiek geleverd op de manier waarop de Rechtbank de twee rechten aan klimaat linkt. Dit heeft onder andere te maken met dat het recht op leven normaal gevallen betreft waar buitensporig geweld is gebruikt met acute dreiging op iemands leven. Het is daarom bedenkelijk of de Klimaatzaak tot dezelfde categorie zou moeten worden gerekend. Dit is zelf ook nog nooit erkend door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, welke het hoogste woord heeft over de interpretatie van het EVRM.
Verder is er ook kritiek op de specificiteit van de uitspraak. Wat terecht door veel grondwet-experts wordt aangewezen, is de vraag of de rechter hier beleid toetst in plaats van een vraagstuk over juridische verplichtingen. In deze zaak oordeelt de rechter over hoe iets moet worden bereikt, wat normaal niet binnen de bevoegdheid van de rechtsprekende macht ligt, maar bij de uitvoerende macht. Het is daarom ook opvallend dat er verwezen wordt naar een specifiek percentage dat de overheid moet aanhouden in de zorgplicht onder het EVRM. Er wordt dan ook afgevraagd of de rechter hier niet een té politieke rol aanneemt: wat is immers het juiste percentage, of wat zijn de rechtsregels voor goed beleid? Op deze vraag staan in Nederlandse wetbundels geen concrete antwoorden. Het was echter onmogelijk deze vragen te ontwijken, aangezien dit de basis van het probleem is. De vraag is dus of het wenselijk is dat zaken over specifieke beleidsaspecten bij de rechter eindigen. De rechter krijgt zo de mogelijkheid een meer activistische rol op zich te nemen, wat ook verkeerd zou kunnen uitvallen. Als we bijvoorbeeld kijken naar Amerika, zie je dat uitspraken van het Hooggerechtshof sterk af kunnen hangen van de politieke kleur van opperrechters.
Procederen voor het klimaat wereldwijd
De Nederlandse rechterlijke macht is echter niet de enige met zeggenschap over een Klimaatzaak. Kort nadat de Rechtbank Den Haag zijn vonnis bekrachtigde, werd de zaak Juliana v United States tijdelijk gepauzeerd door opperrechter John Roberts in Amerika. Deze zaak werd in 2015 door 21 Amerikaanse jongeren tussen 11 en 22 jaar gestart en had eigenlijk op 29 oktober moeten beginnen. Hun argument: Amerikaans beleid draagt bij aan klimaatverslechtering, waardoor de overheid onherstelbare schade aanricht bij jongeren en zo het recht op een veilige en gezonde leefomgeving schendt. Aangezien de zaak nog niet eens is begonnen, is het bijzonder dat het Hooggerechtshof nu al wordt betrokken in de zaak. Zowel onder Obama als Trump heeft de Amerikaanse overheid volgehouden dat de zaak geen juridische basis heeft en dat er geen burgerrecht op een ‘safe climate’ bestaat. De zaak zal nu eerst behandeld moeten worden door de District Court (arrondissementsrechtbank) in Oregon. Als het uiteindelijk uitkomt bij het Hooggerechtshof, zal de samenstelling van het Hof nog een grote rol kunnen spelen in het laatste besluit – zeker omdat de net gekozen Brett Kavanaugh een stuk sceptischer is over klimaatbeleid dan zijn voorganger.
Ook in Ierland, Noorwegen, België, Zwitserland en Nieuw-Zeeland dagen groepen burgers de regering voor de rechter om ambitieuzer klimaatbeleid te bewerkstelligen. Wat het effect is van de Nederlandse zaak op een mondiale schaal, zal dus snel duidelijk worden.
Geschreven door: Janna van Wermeskerken