NILS Talks: Het recht op vrijheid van meningsuiting voor een politicus in het publieke debat

Gelden er voor een politicus grenzen aan het recht op vrijheid van meningsuiting in het publieke debat? Enerzijds heeft een politicus de taak om het algemeen belang aan de orde te stellen, met het mogelijke gevolg dat hij anderen kwetst of verontrust. Anderzijds moet daarbij wel gelet worden op de verantwoordelijkheid die de politicus draagt in het publieke debat. Wat houdt deze verantwoordelijkheid precies in? En klopt de uitspraak dat een politicus alles mag zeggen wel?

In Nederland is het recht op vrijheid van meningsuiting vastgelegd in artikel 7 van de Grondwet. Daarnaast kan je het recht op vrijheid van meningsuiting in meerdere verdragen vinden, zoals in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Nu Nederland lid is van het EVRM, heeft het verdrag dan ook directe werking in Nederland.

Voorwaarden beperking

In artikel 10, eerste lid, van het EVRM staat, kortgezegd, dat eenieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting en daarbij vrij zijn/haar mening kan uiten zonder inmenging van openbaar gezag of grenzen. Het ontvangen of verstrekken van inlichtingen of denkbeelden valt hieronder. Het tweede lid stelt daarbij dat het recht op vrijheid van meningsuiting wel onderworpen kan zijn aan bepaalde plichten, verantwoordelijkheden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien, een geoorloofd doel dienen en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.

Het recht op vrijheid van meningsuiting kan dus worden beperkt indien er sprake is van (i) een beperking bij de wet voorzien, (ii) de beperking dient een geoorloofd doel en (iii) de beperking is noodzakelijk in een democratische samenleving. De eerste twee eisen hebben niet veel uitleg nodig. De derde eis, of de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving vereist een uitleg. Het noodzakelijkheidscriterium houdt in dat er een bepaalde maatschappelijke noodzakelijkheid moet bestaan en of de redenen voor een inmenging relevant en voldoende zijn. Kortom, de beperking moet in een proportionele verhouding staan ten opzichte van het gediende belang. Met dit gezegd te hebben kunnen we dus in ieder geval concluderen dat er wel beperkingen mogen zijn aan het recht op vrijheid van meningsuiting en kunnen we nu kijken hoe dit bij de uitlatingen van een politicus in het publieke debat wordt toegepast.

De politicus

Politici vertegenwoordigen hun kiezers, vestigen aandacht op de zorgen van de kiezers en verdedigen hun belangen. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft dan ook bepaalt dat het recht op vrijheid van meningsuiting een essentieel fundament is in een democratische samenleving, ook wanneer de meningen worden ontvangen als beledigen, schokkend of storend.[1] Aan deze vrijheid zitten echter ook grenzen benadrukt het EHRM. Het EHRM verwijst daarbij naar de plichten en verantwoordelijkheden van artikel 10, tweede lid, EVRM en voegt in het arrest Erbakan vs. Turkey toe dat juist van politici wordt verwacht dat zij in het openbaar letten op de uitlatingen die zij doen, die tot onverdraagzaamheid kunnen leiden.

Conclusie

In beginsel lijkt het alsof een politicus dus meer vrijheid lijkt te genieten om zijn of haar mening te kunnen geven. Echter blijkt uit de jurisprudentie van het EHRM dat dit niet het geval is. Voor de politicus wordt er namelijk een strengere maatstaf gesteld in het toetsingskader van het EHRM, op basis van hun verantwoordelijkheid in het publieke debat. Maar zien wij dit ook terug in de praktijk?  

 

Geschreven door: Shaayerie Baksh

Foto: via Pexels

[1] EHRM 23 april 1992, ECLI:NL:XX:1992:AD1657 (Castells vs. Spain), §42.

Leave a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *